De 2e helft van de 19e eeuw
(1800-1900) is de tijd van de industrialisatie: stoom en ijzer.
De wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs heeft als grote blikvanger de IJfeltoren.
Elf jaar later is er weer zo'n tentoonstelling (1900) in Parijs.
Een nieuwe eeuw brak aan. De mogelijkheden leken onbegrensd:
massacommunicatie, auto's, vliegtuigen etc.
In de kunst heerste een verlangen naar alles wat nieuw is.
Parijs en Wenen zijn de centra van de kunstzinnige vernieuwingen.
Al dat optimisme werd echter al snel te niet gedaan door de 1e wereldoorlog. Later gevolgd door WO 2.
De invloed van de kerk op de ontwikkeling van de muziek wordt minimaal.
In de 20e eeuw vinden er meer veranderingen plaats op muzikaal gebied dan ooit tevoren.
Componisten laten alle geldende regels los en beginnen te experimenteren met instrumenten,
melodieën en samenklanken.
Steeds vaker vervreemden publiek en componist van elkaar.
Er ontwikkelen zich zoveel stijlen dat er niet een eenduidige muziekstijl aangewezen kan worden voor deze periode.
(zie de hoofdstukaanduiding links)